Start Het examen Spreken (Spreekvaardigheid) doet u op de computer. Op het examen moet u Nederlands spreken en verstaan. U moet filmpjes bekijken en vragen beantwoorden. Het examen duurt 35 minuten. U kijkt zo naar twaalf video's. Een man of vrouw vraagt iets in elke video. U moet antwoord geven Naam Email 1. Wil je deelnemen? ja nee 2. Kijk eens naar het volgende filmpje Gaat ie goed? Ja Nee Time's up
A1 Thema 1 Deze toets gaat over A1 thema 1. Naam Email 1. Thema 1 Voorstellen Je ziet je zus. Ze vraagt 'Hoe gaat het met jou?'. Wat zeg jij? Goed, en met jou? Dag. Tot ziens. 2. Je gaat naar huis. Wat zeg je? Tot ziens. Goed, dankjewel. Hallo. 3. Je kent iemand nog niet. Wat zeg je? Tot ziens. Hallo, mijn naam is ..... Dag, tot een volgende keer. 4. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Ik bent Maria. Ik ben Maria. Ik is Maria. 5. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Jij ben Maria. Jij bent Maria. Jij is Maria. 6. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Wij zijn man en vrouw. Wij bennen man en vrouw. Wij is man en vrouw. 7. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Ik heeft een fiets. Ik hebt een fiets. Ik heb een fiets. 8. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Hij is een goed plan. Hij heeft een goed plan. Hij hebben een goed plan. 9. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Zij hebben twee kinderen. Zij hebt twee kinderen. Zij heb twee kinderen. 10. Hoe oud zijn je kinderen? Mijn kinderen is 2 en 5 jaar. Mijn kinderen zijn 2 en 5 jaar. Mijn kinderen hebben 2 en 5 jaar. 11. Welke letters zijn klinkers? b,c,d,f,g,h,k,l,m,n,p,q,r,s,t,v,w,x,y,z a,e,i,o,u,y bal, man, paard, huis, voet, geld 12. In welke woorden staan lange klinkers? bal, weg, paal, feest. feest, paal, poot, muur. huis, koe, vuur, bal, ijs. 13. Willem en ik zijn de ouders van drie kinderen. Onze zoon heet Lucas. Hij is het oudste kind. We hebben twee dochters: Suzanne en Maria. Suzanne is de jongste dochter. Hoe heet onze oudste dochter? Lucas. Suzanne. Maria. 14. Willem en ik zijn de ouders van drie kinderen. Onze zoon heet Lucas. Hij is het oudste kind. We hebben twee dochters: Suzanne en Maria. Suzanne is de jongste dochter. Hoe heet de broer van Suzanne? Lucas. Maria. Weten we niet. 15. Willem en ik zijn de ouders van drie kinderen. Onze zoon heet Lucas. Hij is het oudste kind. We hebben twee dochters: Suzanne en Maria. Suzanne is de jongste dochter. Hoe heet mijn man? Lucas. Willem. Marco. 16. Welke 'de' en 'het' woorden zijn goed? de huis, het boek, het meisje, de vrouw. het huis, het boek, de meisje, de vrouw. het huis, het boek, het meisje, de vrouw. Time's up
A1 Thema 2 Deze toets gaat over A1 thema 2. Naam Email 1. Thema 2 Boodschappen Waar doe jij boodschappen? In mijn huis. De suiker. De supermarkt. 2. Vanavond ga je naar een restaurant. Wat kun je daar eten? Koffie, thee en bier. Frites, vlees en groente. Wijn, pizza en ijs. 3. In Nederland eten de mensen drie keer op een dag. Wat eten ze 's ochtends, 's middags en 's avonds? Eerst lunch, dan ontbijt en dan avondeten. Eerst ontbijt, dan lunch en dan avondeten. Avondeten, lunch en dan ontbijt. 4. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Ik drink koffie. Ik drinkt koffie. Ik drin koffie. 5. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Zij drink koffie. Zij drinkt koffie. Zij dringt koffie. 6. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Zij drink koffie. Zij drinken koffie. Zij drinkken koffie. 7. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Jullie werk de hele middag. Jullie werken de hele middag. Jullie werkken de hele middag. 8. Wat is goed? (Welke zin is goed?) Werkt jij al lang in het restaurant? Werk jij al lang in het restaurant? Werken jij al lang in het restaurant? 9. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'supermarkt'? een lettergreep. twee lettergrepen. drie lettergrepen. 10. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'fruit'? een lettergreep. twee lettergrepen. drie lettergrepen. 11. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'Nederlands' een lettergreep. twee lettergrepen. drie lettergrepen. vier lettergrepen. 12. In een restaurant vraagt de ober of je nog wat wilt drinken. Je hebt genoeg gedronken en je hoeft niet meer. Wat zeg je? Graag nog een kopje koffie. Wat hebt u allemaal? Nee, dankjewel. 13. Een nieuwe vriendin vraagt hoeveel kinderen je hebt. Jij hebt 1 dochter en zij heeft twee dochters. Wat zeg je? Ik wil nog meer kinderen. Jij hebt minder kinderen. Ik heb minder kinderen. 14. Hoe zeg je dit getal? '68' zes-en-tachtig. zes-en-achtig. acht-en-zestig. 15. Hoe zeg je dit getal? '27' Twintigzeven. Zevenentwintig. Zeventwintig. 16. Welke 'de' en 'het' woorden zijn goed? de huis, het boek, het meisje, de vrouw. het huis, het boek, de meisje, de vrouw. het huis, het boek, het meisje, de vrouw. 17. Wat is het meervoud van 'de tafel'? de tafeln. de tafelen. de tafels. de tafel. 18. Wat is het meervoud van 'het huis'? de huissen. de huizen. de huis. 19. Wat is het meervoud van 'de poot'? de pooten. de pootten. de poten. de potten. 20. Wat is het meervoud van 'het meisje'? het meisjes. de meisjes. de meisjen. de meisjens. 21. Wat is het meervoud van 'de tas'? de tassen. de tasen. de tazen. 22. Wat zijn werkwoorden? eten, slapen, huizen, fietsen. heten, slapen, lopen, kussen. man, vrouw, Jan, huis. 23. Waar staat een werkwoord in een zin? Op de eerste plaats. Op de tweede plaats. Op de derde plaats. 24. Op welke plaats staat het werkwoord in de volgende zin? 'Hij is op straat gevallen' Eerste plaats. Tweede plaats. Derde plaats. Vierde plaats. 25. Op welke plaats staat het werkwoord in de volgende zin? 'De vrouw heeft gisteren brood gekocht.' Eerste plaats. Tweede plaats. Derde plaats. Vierde of vijfde plaats. Time's up
A1 Thema 3 Deze toets gaat over A1 thema 3. Naam Email 1. Thema 3 Vervoer Wat is openbaar vervoer? de bus, de trein, de tram, de fiets de bus, de trein, de tram, de auto de bus, de trein, het vliegtuig de bus, de trein, de tram, de metro 2. Hoe heet iemand die een auto bestuurt? de chauffeur de auto de man het stuur 3. Als iedereen zich aan de ......... houdt, dan gebeuren er minder ongelukken. veiligheid regels verkeer 4. Wat betekent dit bord? Dit is een fietspad. Hier mogen alleen fietsers rijden. Dit is geen fietspad. Hier mogen alleen auto's rijden. Dit is een autoweg. Hier mogen alleen fietsers rijden. 5. Wat is goed? (Welke zin klopt?) Een dag heeft 60 uren. Een uur heeft 60 minuten Een uur heeft 24 minuten. 6. Hoe laat is het op deze klok? Het is half drie. Het is half voor vier. Het is half vier. Het is half na drie. 7. Hoe laat is het op deze klok? Het is kwart over half vier. Het is kwart voor vier. Het is kwart over vier. Het is kwart na half vier. 8. Hoe laat is het op deze klok? Tien over twee. Tien over half twee. Tien na twee. Tien na half twee. 9. Welk antwoord is goed op de vraag: Hoe laat is het? Om vijf voor drie. Het is vijf voor drie. Over vijf voor drie. 10. Je gaat vanmiddag met de trein naar Amsterdam. Welke zin is goed? Ik kom over een half uur. Ik vertrek om half vier. Het is half vier 11. Er wordt gevraagd HOE je naar je werk gaat. Waar vraagt hoe naar? Naar een ding of persoon. Naar de tijd. Naar een plaats. Naar de manier waarop. 12. Er wordt gevraagd WAAR je naar je woont. Waar vraagt waar naar? Naar een persoon of ding. Naar een plaats. Naar een reden. 13. Er wordt gevraagd WAAROM je naar school gaat. Waar vraagt waarom naar? Naar een ding Naar de reden. Naar de manier waarop. 14. Welke zin is goed? Hij gaan met de trap naar beneden. Hij gat met de trap naar beneden. Hij gaat met de trap naar beneden. 15. Welke zin is goed? Komt jij uit Eindhoven? Kom jij uit Eindhoven? Komen jij uit Eindhoven? 16. Welke 'de' en 'het' woorden zijn goed? de huis, de bushalte, de wedstrijd. het huis, het bushalte, de wedstrijd. het huis, de bushalte, de wedstrijd. 17. Wat is het meervoud van 'de trap'? de traps. de trapen. de trappen. de trappers. 18. Eindhoven ligt in het .............. van Nederland. Noorden. Oosten. Zuiden Westen 19. Duitsland ligt ten ............... van Nederland. Noorden. Oosten Zuiden Westen 20. In thema 2 heb je geleerd dat een woord lettergrepen heeft. Bijvoorbeeld het woord REIZEN. Dit woord heeft twee lettergrepen: REI-ZEN. Een woord met twee of meer lettergrepen heeft altijd een klemtoon. De klemtoon spreek je extra duidelijk uit. Bijvoorbeeld REI-zen. Welke lettergreep van het woord 'centraal' heeft de klemtoon? CEN-traal. cen-TRAAL CENTRAAL. 21. Welke lettergreep van het woord 'binnenkort' heeft de klemtoon? BIN-nen-kort. bin-NEN-kort. bin-nen-KORT 22. Welke lettergreep van het woord 'proberen' heeft de klemtoon? PRO-be-ren pro-BE-ren pro-be-REN 23. Welke lettergreep van het woord 'liefde' heeft de klemtoon? LIEF-de lief-DE LIEFDE 24. Welke lettergreep van het woord 'oorbellen' heeft de klemtoon? OOR-bel-len oor-BEL-len oor-bel-LEN oor-BELLEN 25. Op welke plaats staat het werkwoord in de volgende zin? 'Hij staat op de trein te wachten.' Eerste plaats. Tweede plaats. Derde plaats. Vierde of vijfde plaats. Time's up
A1 Woorden 1 Deze toets gaat over A1 Woorden 1. De toets heeft 30 vragen. Na de toets worden de juiste woorden zichtbaar. De resultaten worden naar de docent gestuurd via email. Naam Email 1. Wat is dit? maan man mann 2. Typ het woord dat je hoort. 3. Typ het woord dat je hoort 4. Typ het woord dat je hoort 5. Typ het woord dat je hoort. 6. Typ het woord dat je hoort 7. Typ het woord dat je hoort 8. Typ het woord dat je hoort 9. Typ het woord dat je hoort 10. Wat is dit? broek boek broer buik 11. Typ het woord dat je hoort. 12. Typ het woord dat je hoort. 13. Typ het woord dat je hoort. 14. Typ het woord dat je hoort. 15. Typ het woord dat je hoort. 16. Wat is dit? oog oor horen or 17. Typ het woord dat je hoort. 18. Typ het woord dat je hoort. 19. Typ het woord dat je hoort. 20. Typ het woord dat je hoort. 21. Typ het woord dat je hoort. 22. Typ het woord dat je hoort. 23. Typ het woord dat je hoort. 24. Wat is dit? boek buik bouk beuk bauk 25. Typ het woord dat je hoort. 26. Typ het woord dat je hoort. 27. Typ het woord dat je hoort. 28. Typ het woord dat je hoort. 29. Typ het woord dat je hoort. 30. Wat is dit? kolk klok kloek kluik Time's up
A1 Thema 4 Deze toets gaat over A1 thema 4. De toets heeft 30 vragen. Naam Email 1. Thema 4 Wonen Wat zie je op het plaatje? de woonkamer de huis het huis de flat 2. Welke ruimtes heeft ieder huis? woonkamer, slaapkamer en tuin woonkamer, keuken en toilet woonkamer, slaapkamer en zolder slaapkamer, keuken, woonkamer, voordeur 3. Hoe heten de mensen die naast je wonen? Weet ik niet Buurman of buurvrouw Buurman Buren 4. Welke ruimte zie je op het plaatje? het huis de verdieping de badkamer en keuken de keuken 5. Welke zin in goed? De vrouw werkt............................ keuken de keuken in de keuken op de keuken 6. Wat zie je hier? een schuur een veranda een garage een huis 7. Typ het goede antwoord. Waar was jij je 's morgens? badkamer / douche toilet slaapkamer woonkamer 8. Wat is het WERKWOORD in de volgende zin? 'Thema 3 wonen heb je al geleerd'. wonen heb je geleerd 9. Wat is het PERSOON OF DING in de volgende zin? 'Thema 3 wonen heb je al geleerd'. Thema 3 Thema 3 wonen je 10. Wat is de REST VAN DE ZIN in de volgende zin? 'Vandaag slaag jij voor het examen'. Vandaag slaag jij voor het examen 11. Wat is het IETS ANDERS in de volgende zin? 'Misschien wil jij iets lekkers eten? Misschien wil jij iets lekkers eten 12. Vraagzinnen kun je maken met wie, wat, waar, welke, waarom en hoeveel. Een andere manier is het verplaatsen van het werkwoord naar het begin van de zin. Welke vraagzin is helemaal goed? Jij hebt vandaag een vrije dag? Hebt jij vandaag een vrije dag? Vrije dag jij hebben? Heb jij een vrije dag? 13. Welke vraagzin is juist? Heef u een kop koffie voor mijn? Heeft u een kop koffie voor mijn? Heef u een kop koffie voor mij? Heeft u een kop koffie voor mij? 14. Welke vraagzin is juist? Bent u alleen thuis? Bent u alleen huis? Heeft u alleen thuis? Heeft u alleen huis? 15. Welke vraagzin is juist? Wilt je zegeltjes? Hebt je zegeltjes? Wil je zegeltjes? Heef je zegeltjes? 16. Welke vraagzin is juist? Gaat hij naar haar werk? Gaat hij naar hem werk? Gaat hij naar zijn werk? Gaat hij naar onze werk? 17. Welke vraagzin is juist? Beloof je dat je het niemand verteld? Beloof je dat je het niemand vertelt? Geloof je dat je het niemand verteld? Geloof je dat je het niemand vertelt? 18. Welke vraagzin is juist? Is dat jij gezin? Is dat jouw gezin? Is dat mij gezin? Is dat onze gezin? 19. Hoe maak je een vraagzin? werkwoord - persoon of ding - de rest van de zin persoon of ding - werkwoord - de rest van de zin de rest van de zin- werkwoord - persoon of ding de rest van de zin - persoon of ding - werkwoord 20. De zinnen zijn nu antwoorden. Maak zelf vraagzinnen. De man loopt op straat. 21. De zinnen zijn nu antwoorden. Maak zelf vraagzinnen. Wij wandelen veel op vakantie. 22. De zinnen zijn nu antwoorden. Maak zelf vraagzinnen. Mijn vrouw eet elke dag groente en fruit. 23. Iemand vraagt iets aan jou. Je kunt dan ja of nee zeggen. Als het antwoord negatief is, gebruik je de woorden 'niet' of 'geen'. Welke zin (met een negatief antwoord) is juist? Ik wil graag een nieuwe jas Ik wil niet een nieuwe jas Ik wil geen nieuwe jas Ik wil niet geen nieuwe jas 24. Welke zin (met een negatief antwoord) is juist? Drink jij niet bier? Drink jij geen bier? Drink jij niet geen bier? Drink jij geen niet bier? 25. Welke zin (met een negatief antwoord) is juist? Nee, ik heb geen vaste relatie Nee, ik heb niet vaste relatie Nee, ik heb niet vast relatie Nee, ik heb geen vast relatie 26. Welke zin (met een negatief antwoord) is juist? Is deze opdracht lastig? Is deze opdracht geen lastig? Is deze opdracht niet lastig? Is deze opdracht makkelijk? 27. Kijk naar het plaatje. Wat is het juiste antwoord? De vrouw is wakker De vrouw slaapt niet op de stoel De vrouw heeft geen bed De vrouw ligt niet alleen 28. Wat hoort bij elkaar? huurhuis, woningvereniging, milieu huurhuis, lenen, verzekering koophuis, lenen, verzekering koophuis, wachtlijst, inkomen 29. Wat moet je doen om een huurhuis te kunnen krijgen? geld betalen aan de gemeente invullen inschrijfformulier gemeente bellen id laten zien 30. Wat is goed voor het milieu? Afval weggooien en zuinig zijn met gas, water en elektriciteit Afval scheiden en zuinig zijn met gas, water en elektriciteit Zelf scheiden en zuinig zijn met gas, water en elektriciteit Alles in de afvalbak doen Time's up
A1 Woorden 2 Deze toets gaat over A1 Woorden 1. De toets heeft 30 vragen. Na de toets worden de juiste woorden zichtbaar. De resultaten worden naar de docent gestuurd via email. Naam Email 1. Wat is dit? eisje ijsje ijsju 2. Typ het woord dat je hoort. 3. Typ het woord dat je hoort. 4. Typ het woord dat je hoort. 5. Typ het woord dat je hoort. 6. Typ het woord dat je hoort. 7. Typ het woord dat je hoort. 8. Typ het woord dat je hoort. 9. Typ het woord dat je hoort. 10. Typ het woord dat je hoort. 11. Wat is dit? docteur dochter dokter 12. Typ het woord dat je hoort. 13. Typ het woord dat je hoort. 14. Typ het woord dat je hoort. 15. Typ het woord dat je hoort. 16. Typ het woord dat je hoort. 17. Wat is dit? brood brod broot brot 18. Typ het woord dat je hoort. 19. Typ het woord dat je hoort. 20. Typ het woord dat je hoort. 21. Typ het woord dat je hoort. 22. Typ het woord dat je hoort. 23. Typ het woord dat je hoort. 24. Wat is dit? paan pijn pan 25. Typ het woord dat je hoort. 26. Typ het woord dat je hoort. 27. Typ het woord dat je hoort. 28. Typ het woord dat je hoort. 29. Typ het woord dat je hoort. 30. Wat is dit? fuur vur vuur Time's up
A1 Thema 3 Woorden Deze toets gaat over A1 Thema 3. De toets heeft 30 vragen. Na de toets worden de juiste woorden zichtbaar. Naam Email 1. Wat zie je op het plaatje? lopen zitten liggen staan 2. Typ het woord dat je hoort. 3. Typ het woord dat je hoort. 4. Typ het woord dat je hoort. 5. Typ het woord dat je hoort. 6. Typ het woord dat je hoort. 7. Typ het woord dat je hoort. 8. Typ het woord dat je hoort. 9. Typ het woord dat je hoort. 10. Wat zie je op het plaatje? zitten liggen staan lopen 11. Typ het woord dat je hoort. 12. Typ het woord dat je hoort. 13. Typ het woord dat je hoort. 14. Typ het woord dat je hoort. 15. Typ het woord dat je hoort. 16. Wat zie je op het plaatje? zitten staan lopen liggen 17. Typ het woord dat je hoort. 18. Typ het woord dat je hoort. 19. Typ het woord dat je hoort. 20. Typ het woord dat je hoort. 21. Typ het woord dat je hoort. 22. Typ het woord dat je hoort. 23. Typ het woord dat je hoort. 24. Wat zie je op het plaatje? lach pijn blij alleen 25. Typ het woord dat je hoort. 26. Typ het woord dat je hoort. 27. Typ het woord dat je hoort. 28. Typ het woord dat je hoort. 29. Typ het woord dat je hoort. 30. Wat is dit meisje? blij ziek sick honger Time's up
A1 Woorden 4 Deze toets gaat over A1 Woorden 4. Na de toets worden de resultaten en de juiste woorden zichtbaar. Naam Email 1. Typ het woord dat je hoort. 2. Wat kun je hier doen? wonen verhuizen woonboot trouwen 3. Typ het woord dat je hoort. 4. Typ het woord dat je hoort. 5. Typ het woord dat je hoort. 6. Typ het woord dat je hoort. 7. Typ het woord dat je hoort. 8. Typ het woord dat je hoort. 9. Waar ga je naar toe? Op fakantie Op vaakkantie Op vakkantie Op vakantie 10. Typ het woord dat je hoort. 11. Typ het woord dat je hoort. 12. Typ het woord dat je hoort. 13. Typ het woord dat je hoort. 14. Typ het woord dat je hoort. 15. Typ het woord dat je hoort. 16. Hoe noemen we deze mensen? Brandweer Dokter Politie Douane 17. Typ het woord dat je hoort. 18. Typ het woord dat je hoort. 19. Typ het woord dat je hoort. 20. Typ het woord dat je hoort. 21. Typ het woord dat je hoort. 22. Typ het woord dat je hoort. 23. Wat is dit? Vuurwerk Kerncentrale Brand Slecht 24. Typ het woord dat je hoort. 25. Typ het woord dat je hoort. 26. Typ het woord dat je hoort. 27. Typ het woord dat je hoort. 28. Typ het woord dat je hoort. 29. Typ het woord dat je hoort. 30. Wat is dit? dag dijk draak dak Time's up
A2 Leesvaardigheid 1 Dit zijn opdrachten over leesvaardigheid. Lees eerst de vragen, lees dan de tekst en beantwoord dan de vragen. Naam Email 1. Tekst 1. Parkeren met de telefoon Nooit meer problemen met geld of creditcard door BELPARKEREN? Het is tegenwoordig niet meer nodig om met geld te parkeren bij de parkeerautomaat. Zet uw auto nu bij een automaat van BELPARKEREN en registreer met uw mobiele telefoon. Reken aan het einde van de maand de parkeerkosten af met uw mobiele telefoon. Alle steden van Nederland zijn aangesloten bij BELPARKEREN. Meldt u aan op de website van BELPARKEREN. Download gratis de app van BELPARKEREN op uw mobiele telefoon. Ga parkeren en betaal per minuut Hoe werkt het? 1.Parkeer uw auto op straat bij een parkeermeter 2.Start de parkeertijd met uw mobiel. SMS het nummer van de parkeermeter naar 5555 3.Stop de parkeertijd met uw mobiel. SMS STOP naar nummer 5556. Vermeld het nummer van de parkeermeter 4.Betaal uw factuur van belparkeren U kunt ook al in meer dan 40 garages in Nederland parkeren met BELPARKEREN ! Kies het juiste antwoord: Vraag: 1)Kan iedereen parkeren met belparkeren? Ja, want overal in Nederland is BELPARKEREN. Nee, je moet eerst een mobiele telefoon kopen. Ja, als je de app hebt geïnstalleerd op je mobiele telefoon, kan je overal BELPARKEREN. 2. Hoe werkt BELPARKEREN? Eerst parkeren, dan parkeren en SMS'en Eerst parkeren, dan SMS'en en daarna betalen Eerst aanmelden, dan de app downloaden en dan overal parkeren. 3. Waarom is BELPARKEREN fijn? Je kan nu overal parkeren. Je hoeft niet meer moeilijk te doen met geld en creditcard. Je kan nu in meer dan 40 garages in Nederland parkeren. 4. Tekst 2. Rioolproblemen RIOOLPROBLEMEN in uw straat Rommeldam heeft een gescheiden rioolstelsel. Dat betekent dat regenwater en afvalwater door twee aparte rioolbuizen stroomt. Maar bij sommige huizen komt het regenwater in de buis voor afvalwater terecht. Zo raken die buizen te vol en ontstaat er wateroverlast. Heeft u een koophuis, dan moet u hier zelf iets aan doen. Heeft u een huurhuis, dan vervangt de gemeente het systeem. Wat kunt u doen? Heeft u een verkeerd aangesloten riool en woont u in een koophuis? Neem dan contact op met uw gemeente. De gemeente kan u helpen het probleem op te lossen. Zij kijkt samen met u wat de kosten zullen zijn. Als u in 2014 nog uw rioolaansluiting verbetert krijgt u een flinke subsidie. Woont u in een straat waar de gemeente het riool al heeft aangepast? Dan kunt u zich gratis aansluiten op het gemeentelijk regenwaterriool. Vragen? Wilt u weten of uw rioolaansluiting modern is of wilt u zich aansluiten op het rioolstelsel in uw straat? Neem dan contact op met de gemeente Rommeldam. Ons telefoonnummer is: 073 – 88321191. Ons emailadres is: rioolbuis@rommeldam.nl Kies het juiste antwoord: Vraag: 4)Wanneer moet u zelf uw rioolaansluiting vernieuwen? Als ik een koophuis heb. Als ik een huurhuis heb. Als ik in een moderne straat woon 5. Waarom is het rioolsysteem gescheiden? Dan komt er wateroverlast in mijn straat als het regent Dan komt er geen wateroverlast in mijn straat als het regent Dan is schoon en vies water apart als het regent 6. Wat moet ik doen als ik informatie wil over mijn rioolaansluiting? Ik doe niets. Ik bel de gemeente of stuur een email Ik sluit me aan op het riool 7. Tekst 3. Boete van de bibliotheek. Keith Richards hoeft zijn bibliotheekboete niet te betalen. Wie als bekende artiest door het leven gaat, mag altijd iets meer dan de gewone mens. Lees het verhaal over Keith Richards, de gitarist van de beroemde band Rolling Stones. De gitarist heeft een boek van de bibliotheek al 50 jaar in zijn bezit. Hij heeft het al die tijd niet teruggebracht. Hij moet nu eigenlijk een boete van ongeveer € 3.308,00 betalen. De bibliotheek wil de boete wel kwijtschelden maar dan moet Keith Richards de bibliotheek een bezoek brengen en ook muziek maken met zijn groep The Rolling Stones. De bibliotheek staat in de stad Dartford, in Engeland. Dit is de geboorteplaats van Keith Richards en hier ging hij 50 jaar geleden naar school en naar de bibliotheek. Vraag 7: Wie is Keith Richards? Keith Richard is een gewone man. keith Richards is een hoofdrolspeler uit een film. Keith Richards is een beroemde gitarist. 8. Moet Keith Richards een boete betalen? Nee, de boete wordt kwijtgescholden. Ja, hij moet € 3.308.00 betalen Hij hoeft de boete niet te betalen als hij komt zingen in de bibliotheek. 9. Waar is Keith Richards geboren? Hij is geboren in Dartford, Engeland. Hij is geboren in Engeland. Hij is geboren in Dartford. 10. Tekst 4 Diamanten van haar. Bedrijf maakt diamanten van het haar van Michael Jackson. New York, 15 april 2013 Een Amerikaans bedrijf gaat het haar van Michael Jackson veranderen in diamanten. De directeur van het bedrijf uit Chicago, Dean Van den Biesen, heeft gezegd dat dit absoluut waar is. Het bedrijf Life Gem gaat van kristallen uit het haar van Michael Jackson diamanten van hoge kwaliteit maken. Toen Michael Jackson een reclamespotje maakte voor Pepsi Cola, vloog zijn haar in brand. Life Gem heeft toen een beetje haar gekregen. Van deze plukjes haar maken zij de diamanten. De heer Van den Biesen denkt dat er van het haar 9 à 10 diamanten kunnen worden gemaakt. Hoeveel de diamanten gaan kosten is nog niet bekend. Life Gem maakte in 2007 ook drie diamanten met haar van de grote componist Ludwig von Beethoven. De juwelen werden voor ongeveer tweehonderdduizend dollar per stuk verkocht, dat is ongeveer 140 duizend euro. Vraag: 10)Wie maakt er diamanten van het haar van Michael Jackson? Chicago maakt de diamanten. Pepsi Cola maakt de diamanten. Life Gem maakt de diamanten. 11. Hoeveel diamanten maakt Life Gem van het haar van Michael Jackson? Zij maken 20 diamanten. Zij maken 140 duizend diamanten. Zij maken ongeveer 10 diamanten. 12. Wanneer kreeg Life Gem haar van Michael Jackson? Toen Michael een reclamefilmpje maakte voor Pepsi Cola. Toen Michael naar Chicago vloog. Omdat het haar van Michael van hoge kwaliteit is. Time's up