3.
In Nederland eten de mensen drie keer op een dag.
Wat eten ze 's ochtends, 's middags en 's avonds?
7.
Wat is goed? (Welke zin is goed?)
8.
Wat is goed? (Welke zin is goed?)
13.
Een nieuwe vriendin vraagt hoeveel kinderen je hebt. Jij hebt 1 dochter en zij heeft twee dochters. Wat zeg je?
16.
Welke 'de' en 'het' woorden zijn goed?
22.
Wat zijn werkwoorden?