Toetsen A1 Thema 2 Deze toets gaat over A1 thema 2. Naam Email 1. Thema 2 Boodschappen Waar doe jij boodschappen?In mijn huis.De suiker.De supermarkt.2. Vanavond ga je naar een restaurant. Wat kun je daar eten?Koffie, thee en bier.Frites, vlees en groente.Wijn, pizza en ijs.3. In Nederland eten de mensen drie keer op een dag. Wat eten ze 's ochtends, 's middags en 's avonds?Eerst lunch, dan ontbijt en dan avondeten.Eerst ontbijt, dan lunch en dan avondeten.Avondeten, lunch en dan ontbijt.4. Wat is goed? (Welke zin is goed?)Ik drink koffie.Ik drinkt koffie.Ik drin koffie.5. Wat is goed? (Welke zin is goed?)Zij drink koffie.Zij drinkt koffie.Zij dringt koffie.6. Wat is goed? (Welke zin is goed?)Zij drink koffie.Zij drinken koffie.Zij drinkken koffie.7. Wat is goed? (Welke zin is goed?)Jullie werk de hele middag.Jullie werken de hele middag.Jullie werkken de hele middag.8. Wat is goed? (Welke zin is goed?)Werkt jij al lang in het restaurant?Werk jij al lang in het restaurant?Werken jij al lang in het restaurant?9. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'supermarkt'?een lettergreep.twee lettergrepen.drie lettergrepen.10. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'fruit'?een lettergreep.twee lettergrepen.drie lettergrepen.11. Hoeveel lettergrepen heeft het woord 'Nederlands'een lettergreep.twee lettergrepen.drie lettergrepen.vier lettergrepen.12. In een restaurant vraagt de ober of je nog wat wilt drinken. Je hebt genoeg gedronken en je hoeft niet meer. Wat zeg je?Graag nog een kopje koffie.Wat hebt u allemaal?Nee, dankjewel.13. Een nieuwe vriendin vraagt hoeveel kinderen je hebt. Jij hebt 1 dochter en zij heeft twee dochters. Wat zeg je?Ik wil nog meer kinderen.Jij hebt minder kinderen.Ik heb minder kinderen.14. Hoe zeg je dit getal? '68'zes-en-tachtig.zes-en-achtig.acht-en-zestig.15. Hoe zeg je dit getal? '27'Twintigzeven.Zevenentwintig.Zeventwintig.16. Welke 'de' en 'het' woorden zijn goed?de huis, het boek, het meisje, de vrouw.het huis, het boek, de meisje, de vrouw.het huis, het boek, het meisje, de vrouw.17. Wat is het meervoud van 'de tafel'?de tafeln.de tafelen.de tafels.de tafel.18. Wat is het meervoud van 'het huis'?de huissen.de huizen.de huis.19. Wat is het meervoud van 'de poot'?de pooten.de pootten.de poten.de potten.20. Wat is het meervoud van 'het meisje'?het meisjes.de meisjes.de meisjen.de meisjens.21. Wat is het meervoud van 'de tas'?de tassen.de tasen.de tazen.22. Wat zijn werkwoorden?eten, slapen, huizen, fietsen.heten, slapen, lopen, kussen.man, vrouw, Jan, huis.23. Waar staat een werkwoord in een zin?Op de eerste plaats.Op de tweede plaats.Op de derde plaats.24. Op welke plaats staat het werkwoord in de volgende zin? 'Hij is op straat gevallen'Eerste plaats.Tweede plaats.Derde plaats.Vierde plaats.25. Op welke plaats staat het werkwoord in de volgende zin? 'De vrouw heeft gisteren brood gekocht.'Eerste plaats.Tweede plaats.Derde plaats.Vierde of vijfde plaats.Time is Up!